Interview: Jan Linkens
directeur van de Dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium
Wie is Jan Linkens? Ik zocht hem op voor een interview, in de lobby van het Internationaal Danstheater aan de Kloveniersburgwal. Ik weet wie Jan is: we studeerden allebei aan de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium (KC), toen nog in de Korte Lombardstraat in Den Haag. Ik herinner me hem als een uiterst gedreven, ranke danser met een elegante precisie in uitvoering. Het jaar nadat ik bij het KC arriveerde, vertrok hij voor zijn eerste professionele seizoen bij Het Nationale Ballet. Nu, decennia later, vertelt Jan gepassioneerd over dans en zijn internationale loopbaan.
Hoe ben je met de dans in aanraking gekomen?
"Ik kom uit Zuid-Limburg, uit het dorpje Amby, vlakbij Maastricht. Ik kom uit een absoluut a-culturele familie. Helemaal niks: geen boek, geen grammofoonplaat, geen schilderij. Mijn ouders waren hard werkende mensen met een meubelzaak. Mijn moeder werkte in de zaak en vader richtte de woningen thuis bij klanten in. Ik zocht denk ik indertijd naar een uitlaatklep en zag een keer dans op de Duitse televisie. Met de meisjes van mijn straat raakte ik betrokken in een dansclubje. Ik danste voorop en zij achter mij. Zo had ik het natuurlijk wel geregeld. Ik verzorgde de kostuums, de choreografie en alles d'r op en d'r aan. Alles voor de lol. Bij de plaatselijke carnavalsvereniging konden we op een 'middag voor lokaal talent' optreden. De lerares van de plaatselijke balletschool zag me daar toen en vroeg me lessen bij haar te volgen.
Een keer per week nam ik les bij haar in het dorp. Ik was de enige jongen en van één dag werd het uiteindelijk drie dagen per week. Naar aanleiding van het vijfjarig jubileum van de school schreef ik een brief naar de dansvakopleiding in Den Haag waar ik wel eens van gehoord had. Ik nodigde het docententeam uit om eens bij ons te komen kijken. Tot mijn stomme verbazing kreeg ik een brief van de toenmalige directeur René Vincent die aankondigde om met een heel team docenten naar ons af te reizen om audities te houden voor Zuid-Limburgse kindertjes. Toen ze hier waren vroeg docent Job Sanders, waarom doe jij nou niet ook auditie? Ik had daar eigenlijk nog niet voor mezelf over nagedacht. Ik heb het toen toch gedaan en kwam voor de vervolgauditie naar Den Haag. Maanden later ontving ik het bericht dat ik was aangenomen. Ik was veertien. We zochten een pleeggezin omdat Maastricht te ver is van de Randstad. Het werd een gezin waar de vrouw, oorspronkelijk uit Maastricht kwam. Zij werd mijn tweede moeder.
Na een jaar zei René Vincent op mijn vijftiende dat het niet zou lukken. Zijn beleid was dat je op je achttiende klaar moest zijn om bij een gezelschap in dienst te treden. Hij vond dat ik een fysieke achterstand had en was bang dat ik het niet zou redden. In die tijd kon je alleen mavo doen. Ik stelde voor dat ik dat zou afmaken om vervolgens in drie jaar mijn achterstand in te halen.
Ik wist een ding zeker: ik word danser en als ik het hier niet word dan word ik het ergens anders. Door lang aandringen van onder andere Job Sanders heeft Vincent me nog een kans gegeven en heb ik in drie jaar mijn achterstand weten in te halen. Uiteindelijk kreeg ik een contract bij Het Nationale Ballet, bij Scapino en bij het Nederlands Dans Theater. Ik heb toen gekozen voor Het Nationale Ballet hoewel de dansvakopleiding meer contact had met het NDT want de dansers daarvan kwamen les nemen op de opleiding. Het leek me het beste om bij HNB verder te leren vanwege de diversiteit aan choreografen en producties. Ik was 18 en begon als aspirant, verdiende 900 gulden per maand. De hogere klassen aan het KC hadden een keur aan ervaren coaches en de paar studenten die de eindstreep haalden wisten honderd procent zeker dat ze danser wilden en konden worden. Door die kostbare constructie kun je vaststellen dat diegenen die het haalden meestal nog steeds in het dansvak actief zijn.
Het eerste jaar bij HNB maakte ik kennis met hun choreografie-workshop. Dat vond ik ontzettend leuk. Het was een intiem proces om een voorstelling te maken. Ik werd gevraagd om in de vrije tijd mee te werken aan iemands choreografie. Het volgende jaar wilde ik het zelf ook proberen. Zo ben ik met choreograferen begonnen. Over mijn eerste choreografie zei de balletmeester, Christine Anthony, dat ik het veel te moeilijk had gemaakt. De mensen kunnen dat helemaal niet aan. Toen dacht ik, ja, dat ligt niet aan mij, dat ligt aan hen. Toen wist ik het jaar erop, die fout maak ik niet nog een keer, ik vraag alleen nog maar solisten voor mijn stuk. Dansers met meer technische bagage. Dus ik vroeg alle solisten, Han Ebbelaar, Mea Venema etc. of die met mij in de workshop wilden staan. En die wilden dat ook. Ontzettend leuk. En toen werd dat stuk door Rudi van Dantzig uitgekozen om in het repertoire opgenomen te worden. En het jaar daarop selecteerde Rudi drie jonge choreografen die samen een avond maakten waarmee door het land getoerd zou worden.
Ik maakte daarin een choreografie en dat pakte goed uit dus ik belandde voor een keuze: of verder met dansen en af en toe choreograferen, of stoppen en concentreren op choreograferen. Ik besloot om te blijven dansen, dat moet je zo lang mogelijk doen. Dat choreograferen komt nog wel een keer. Je moet zoveel mogelijk leren en met zoveel mogelijk mensen werken. Ik had het geluk dat ik nogal snel bewegingen aan kon leren dus ik kon het dansen goed combineren met het choreograferen. Ik kon goed ergens drie weken een choreografie maken, terug bij HNB komen, in drie dagen een ballet leren en optreden. Deze formule heb ik zeventien jaar volgehouden. De laatste twee jaar ben ik me meer gaan bezig houden met lesgeven in het gezelschap en ook daarbuiten. Ik ben toen ook meer stukken gaan repeteren, onder andere als assistent van Wayne Eagling.
Ik werkte als choreograaf veel buiten HNB, zoals bij de Komische Oper in Berlijn. Het stuk dat ik daar maakte sloeg goed aan en rond die tijd waren ze op zoek naar een nieuwe artistiek leider. De tweede choreografie die ik bij ze maakte pakte nog beter uit en toen vroegen ze mij of ik misschien niet die leidinggevende functie zou willen. Ik stemde toe maar wel onder de voorwaarde dat ik dat samen met mijn partner Marc Jonkers kon doen. Ik kon deze groep namelijk niet in mijn eentje dirigeren. Het waren zestig dansers waarvan velen vijfentwintig jaar onder een enkele choreograaf hadden gewerkt. Marc werd de zakelijk directeur en ik werd de artistiek leider/huischoreograaf. Een enorm leuke maar ook moeilijke tijd brak aan. De sfeer was heel politiek geladen. De Berlijnse muur was net gevallen dus de cultuursector stond daar onder enorme druk vanwege aankomende bezuinigingen. Drie operahuizen met een balletgroep gingen tegen elkaar in. Alle drie met hetzelfde repertoire. Wij probeerden te vernieuwen maar dat werd ons niet in dank af genomen. Het publiek was namelijk zeer conservatief. De operahuizen zitten vast aan de traditionele Zwanenmeren, Doornroosjes en Notenkrakers. Iets anders willen ze eigenlijk niet. Het was moeilijk om dat te vernieuwen.
Vernieuwing vraagt ook om tijd en die hadden we niet bepaald gekregen. Na vijf jaar werd ons de vraag gesteld: 'Er moeten weer zoveel mensen wegbezuinigd worden, willen jullie dat doen?' We hadden in vijf jaar het ensemble van 60 naar 35 mensen afgebouwd op een organische manier. Ik was blij dat we dat voor elkaar hadden kregen omdat Duitse contracten, voor het leven, erg lastig zijn om te ontbinden. Van de 35 moesten we er nog eens 10 wegbezuinigen en toen zeiden we: dat doen we niet. Ons contract is toen niet verlengd en iedereen is ontslagen. De nieuw aangestelde artistiek leider hield het na anderhalf jaar voor gezien. Na zijn vertrek hield zijn opvolger het slechts zes maanden vol. Enige tijd na zijn vertrek werd de groep opgeheven. Het was ook eigenlijk de intentie van de Berlijnse beleidsmakers om de verschillende dansgroepen terug te brengen tot één een gezelschap. Erg jammer want we hadden de kans om een modern gezelschap te ontwikkelen naast de grote klassiekers. Ik begrijp niet dat zo'n vooruitstrevende stad als Berlijn dat niet accepteert. Nu functioneren klassiek en modern repertoire onder de hoede van slechts één artistiek leider.
Marc werd vervolgens gevraagd om directeur te worden van het Nationale Ballet van Portugal. Ik had inmiddels genoeg van het 'directeur zijn' dus ik zei hem dat ik wel mee zou komen en af en toe les zou geven maar uiteindelijk alleen maar wilde freelancen. Even te gast zijn en geen zorgen hebben voor anderen. Dat verliep uitstekend. Ik gaf lessen, choreografeerde bij verschillende gezelschappen maar ook bij het grote revue-theater en voor moderne gezelschappen.”
Als ik het zo hoor, heb je dus veel verschillende facetten van de danswereld beleefd?
"Voor mij betekent dans: iedereen die beweegt. Een academisch geschoolde dans is niet de enige vorm van dans. Als een klassieke productie goed gedaan wordt kan ik er enorm van genieten, maar ik kan net zo goed van een andersoortige dansproductie genieten als het goed gedaan wordt. Het gaat erom dat je als publiek meegenomen wordt in een voorstelling. Of dat nou academisch, hip hop, modern of theatraal is dat maakt mij niet uit zolang het interessant blijft. Ik sta open voor alle vormen van dans. Toen ik gevraagd werd om voor het revue-theater te choreograferen realiseerde ik me dat veel choreografen op dat circuit neerkijken als zijnde commercieel entertainment. Meiden die alleen maar hun benen kunnen optillen. Maar ik vond het een geweldige ervaring. Wanneer krijg je als choreograaf nou de kans om met 50-60 dansers tegelijk op het podium te werken? Een toneel van 35 bij 65 meter waar iedere avond 2.000 mensen in de zaal zitten, acht keer in de week. Dat is toch geweldig? Je moet natuurlijk wel weten dat je daarmee anders omgaat dan met een modern dans-ensemble of een klassiek gezelschap. Voor mij is het echter allemaal inspirerend."
Wie inspireerde jou als choreograaf?
"In het begin was ik sterk beïnvloed door choreografen die de muziek als uitgangspunt nemen voor hun creatie. Balanchine, Hans van Manen, Jiří Kylián, dat is voor mij toch wel het mooiste wat er is. Het lijf voor zich laten spreken. Ik heb veel moeite met verhalen vertellen in ballet. Emotie, sfeer en thema kun je in beweging uitwerken maar om nou te zeggen: "Ik hou van jou" met een piqué arabesque, dat vind ik heel erg moeilijk. Dat oude abstracte spreekt mij toch wel erg aan. Vaak is het zo dat we denken dat dans op zichzelf niet sterk genoeg is en dat we er van alles en nog wat omheen moeten bedenken. Terwijl ik er vanuit ga dat wanneer dans goed wordt uitgevoerd door mensen die iets te vertellen hebben, dan is dat de mooiste uitdrukkingsvorm die er is."
april 2011